Tekst

3.4. Tekstdocumenten bewerken

U heeft de volgende mogelijkheden:

Opmerking: Om een document te bewerken, moet u bewerkrechten hebben voor de Bestanden map welke het document bevat.

Zo bewerkt u een tekstdocument:

  1. Maak een nieuw tekstdocument of open een bestaand tekstdocument.

  2. Om het document te bewerken gebruikt u de normale technieken die u ook in andere Office-applicaties gebruikt:

    • Om tekens en alinea's op te maken of om cellen te bewerken gebruikt u de hulpmiddelen in de Formatteer werkbalk.

    • Om het klembord te gebruiken gebruikt u het contextmenu of de toetscombinaties voor uw systeem.

    • Om een nieuwe paragraafstijl te maken vanuit vanuit de paragraaf onder de cursor, selecteert u Nieuwe stijl aanmaken vanuit Paragraafstijl.

    • Voor een aantal elementen gebruikt u de Invoegen werkbalk. De volgende elementen kunnen worden ingevoegd:

      • tabel, afbeelding, tekstvak, commentaar, link

      • tabstop, regeleinde, paginaeinde

      • kop- en voettekst

      • velden met automatisch aangemaakte inhoud zoals auteur, bestandsnaam, datum, tijd, paginanummer of aantal pagina's

        Om de inhoud van een veld aan te passen klikt u in het veld. Afhankelijk van het veld zijn verschillende bewerkingsopties beschikbaar.

    • Om spelling te controleren, wijzigingen te volgen of commentaar te beheren, gebruikt u de Controle werkbalk functies.

    Tip: Veel functies kunnen ook direct worden geactiveerd vanuit het contextmenu.

    Opmerking: Alle wijzigingen worden direct opgeslagen.

  3. Voor het zoeken en vervangen van elementen, klikt u op het Zoeken pictogramaan de rechterzijde van de Office menubalk. Besturingselementen voor het zoeken en vervangen worden getoond.

  4. Om het tekstdocument te hernoemen, opslaan, downloaden, af te drukken of te e-mailen, gebruikt u de functies in de Bestand werkbalk.

  5. Als u klaar bent met bewerken klikt u op het Sluit document pictogram aan rechterkant van de Office menubalk.

Gebruikersinterface:

Zie ook:

Zie ook: Tekst